Skip Navigation

Een gebruikerskenmerk maken

Gebruikerskenmerken kunnen worden beheerd op systeem-, Enterprise- of organisatieniveau. Overnameregels kunnen van invloed zijn op wie ze kan gebruiken. Controleer daarom of u deze maakt op het juiste organisatieniveau. Zie ‘Manage Common Content with Inheritance’ (Algemene inhoud beheren met overname) in de Enterprise Planning Guide voor meer informatie.
  1. Klik op de menubalk op Het pictogram Instellingen.
  2. Klik in het gedeelte 
    Gebruikers
     op 
    Gebruikerskenmerken
    . Het scherm Gebruikerskenmerken wordt geopend met alle kenmerken die beschikbaar zijn voor gebruikers in de organisatie.
  3. Klik op 
    Nieuw
     en selecteer een 
    type
     voor het kenmerk.
    U kunt een van de volgende typen selecteren: meerkeuzelijst, keuzelijst met één selectie, selectievakje, tekst, getal, memo, datum, datum/tijd, status of geolocatie.
    In het scherm Nieuw kenmerk worden alle velden weergegeven die nodig zijn om een gebruikerskenmerk te maken.
  4. Voer in het veld 
    Naam
     de naam in die wordt weergegeven als het kenmerk wordt weergegeven in lijsten of in velden binnen het systeem. De naam van het kenmerk heeft een limiet van 128 tekens.
    Als het gebruikerskenmerk wordt gebruikt voor vooraf ingestelde reactieopties, voert u voor de naam ‘RO’ in. Operators kunnen het kenmerk dan bij het publiceren van een alarmmelding herkennen als reactieoptie.
  5. Voer desgewenst in het veld 
    Knopinfo
     een hint in die verschijnt wanneer een gebruiker de muisaanwijzer boven het kenmerkveld houdt. 
  6. Voer desgewenst in het veld 
    Helptekst
     tekst in die wordt weergegeven onder het bijbehorende veld in de toepassing.
  7. Wijzig desgewenst de waarde voor de 
    Algemene naam
    .
    De waarde van het veld Algemene naam is standaard gelijk aan de waarde voor de kenmerknaam. U kunt de naam wijzigen, maar meestal wordt dit niet gedaan. De algemene naam heeft een limiet van 128 tekens.
  8. Selecteer 
    Gebruikers kunnen bijwerken
     als gebruikers de waarde moeten wijzigen.
  9. Selecteer 
    Verplicht
     als het kenmerk een verplicht veld in het gebruikersprofiel is.
  10. Vul het gedeelte 
    Waarden
     in.
    Afhankelijk van het type kenmerk dat u hebt geselecteerd, wordt een van de volgende velden onder het scherm Gegevenstype weergegeven:
    • Lengte
       -Voer voor typen tekstkenmerken het minimum- en maximumaantal tekens in dat eindgebruikers in het kenmerkveld moeten invoeren.
    • Minimumwaarde
       (getal)/
      Maximumwaarde
       (getal) - Stel het bereik voor het veld in door het minimum- en maximumaantal cijfers op te geven dat een gebruiker mag invoeren.
    • Minimumwaarde
       (datum)/
      Maximumwaarde
       (datum) - Stel het datumbereik voor het veld in door de eerste en laatste datum in te voeren waarop het veld betrekking heeft.
    • Minimumwaarde
       (datum/tijd)/
      Maximumwaarde
       (datum/tijd) - Stel het datumbereik en het tijdbereik voor het veld in door de eerste en laatste datum en tijd in te voeren waarop het veld betrekking heeft.
    • Selectielijstwaarden
       -Voor keuzelijsten met één keuze of meerkeuzelijsten voert u elk van de waarden in die een gebruiker in het kenmerkveld kan selecteren. Geef de volgorde op waarin de waarden in het overzicht worden weergegeven.
      De sorteervolgorde is overal waar het kenmerk wordt weergegeven hetzelfde. Dit is ook de volgorde waarin gebruikers worden gesorteerd bij het versturen van een alarmmelding met escalatieregels.
      Gebruikerskenmerken met een gegevenstype van een selectielijst voor één keuze worden weergegeven in het overzicht Reactieopties in het gedeelte Inhoud van de alarmmelding.
    • Standaard geselecteerd
       - Selecteer voor kenmerken van het type Selectievakje in dit veld de optie Ja als u wilt dat het kenmerk standaard wordt geselecteerd wanneer het wordt weergegeven.
    • Kaartpictogram
       -Voor kenmerken van het type Geolocatie kunt u het pictogram selecteren dat u op kaarten wilt weergeven om het kenmerk weer te geven. Voor deze optie verschijnt een extra optioneel veld met de naam Geschiedenis opslaan boven het veld Gegevenstype. Selecteer deze optie als u wilt bijhouden waar het pictogram zich in de loop der tijd op de kaart bevindt.
  11. Vul desgewenst het gedeelte 
    Pagina-indeling
     in:
    1. Selecteer de pagina's en gedeelten waarop u het gebruikerskenmerk wilt weergeven.
    2. Klik voor elke pagina in het gedeelte op de vervolgkeuzelijst en selecteer de locatie waar u het gebruikerskenmerk wilt weergeven of selecteer
       Niet weergeven
       om te voorkomen dat het kenmerk ergens op de bijbehorende pagina wordt weergegeven.
  12. Vul desgewenst het gedeelte 
    Personeelsrapporten
     in:
    1. Selecteer 
      Beschikbaar voor rapportage
       voor de volgende kenmerktypen.
      • Keuzelijst voor één keuze en meerkeuzelijst
      • Selectievakje (Ja/Nee)
      U kunt een personeelsrapport maken op basis van het kenmerk en de bijbehorende waarden.
    2. Voer een rapportnaam en beschrijving in. U kunt dit rapport bekijken via 
      Rapporten
       > 
      Medewerkers
      .
  13. Klik op 
    Opslaan
    .